Wat is de betekenis van pummel?

m. (-s), 1. lomperd, lummel: een onhebbelijke pummel; 2. (waterb.) vochtig hooi dat, stalmest die gebruikt wordt ter verkrijging van dichtheid bij rijswerken.

lompe man. lompe man die niet vatbaar is voor hogere indrukken of gevoelens; lummel, lomperd. Voorbeelden: Maar het wonderlijkste was dat Martha niet scheen te weten dat ze mooi was en niet in het minst geïnteresseerd leek in jongens [...]. Ik wilde dat ze naar mij keek, dat ze me interessant vond, anders, beter dan al die pumme...

(19e eeuw) (klanknabootsing, verwant met Dui. Pummel) (scheldw.) lomp persoon; lummel. Regionaal ook voor een klein, dik ventje; in Vlaanderen voor een dik vrouwmens (poemel). Volgens Gezelle ook gebruikt voor een recruut of jonge soldaat. Vgl. andere scheldwoorden: babok*; bakbeest*; beer* op sokken; bobbekop*; boerenkarhengst*; bok*; brijpot*; lo...

pummel - zelfstandig naamwoord uitspraak: pum-mel 1. iemand die zich asociaal gedraagt ♢ die pummel liep met zijn modderlaarzen over de nieuwe vloerbedekking Zelfstandig naamwoord: pum-mel de pummel ...

lomperd, lummel. Sedert ca. 1865. Niets deugde er. Het plaveisel was zo, dat je schrok om uit te gaan; in de straat kwam je meer koeien en katten tegen dan mensen en meer lummels en pummels dan heren en dames. (Marcellus Emants, Inwijding. Haags leven, 1901) De stijfste pummels hadden waarachtig een zekere zwier gekregen. (A.M. de Jong, Frank van...

zie pommel.

dikkerd, poemel.

m. pummels (1 onbehouwen lomperd; 2 steunijzer): 1. een boeren pummel; 2. de pummel, waarop de brug rustte, was gebroken.

(’pumməl) m. (-s; -tje) [klnb.] lomperd, lummel.