Puim
I. PUIM 1. als stofn. v., puimsteen; 2. als voorwerpsn. m. (-en), stukje puimsteen dat voor het reinigen van de handen wordt gebruikt: waar is de puim? II. PUIM m. (-en), slag, klap, opstopper.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. PUIM 1. als stofn. v., puimsteen; 2. als voorwerpsn. m. (-en), stukje puimsteen dat voor het reinigen van de handen wordt gebruikt: waar is de puim? II. PUIM m. (-en), slag, klap, opstopper.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (inf.) stomp; klap. • En toen werd hij kwaad, en toen heb ik hem een puim gegeven (“een stomp,” vertolkte Pol) en toen heeft die leelijke geniepigerd mijn tol afgenomen.’ (Tine van Berken: Een klaverblad van vier. 1894) • Een puim voor de test: een slag in het gezicht. (A. Aletrino: Handleiding bij de studie...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: