Wat is de betekenis van pruims?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pruims

bn., (gew.) niet opgeruimd, niet vrolijk: hij ziet vandaag zo pruims.

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

pruims

(19e eeuw) (inf.) chagrijnig, ontevreden; ernstig. • Toon trok zijn mond in een pruimschen plooi, en toen heel ernstig: ‘Ja Keetje welzeker, Goddank!’ (J.J. Cremer: Romantische werken. Deel 3: Fabriekskinderen. 1878) • Dat ziet er een pruimsche heer uit. (Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900)

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pruims

bn., bw. (ernstig, diepdenkend; ook: niet opgeruimd): Toon trok de mond in een pruimse plooi; hij keek erg pruims; gew.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pruims

(‘pruims) bn. en bw. Gew. 1. diepdenkend, ernstig. 2. niet opgewekt: zij ziet er maar uit.

Gerelateerde zoekopdrachten