Pruims
bn., (gew.) niet opgeruimd, niet vrolijk: hij ziet vandaag zo pruims.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (inf.) chagrijnig, ontevreden; ernstig. • Toon trok zijn mond in een pruimschen plooi, en toen heel ernstig: ‘Ja Keetje welzeker, Goddank!’ (J.J. Cremer: Romantische werken. Deel 3: Fabriekskinderen. 1878) • Dat ziet er een pruimsche heer uit. (Amaat Joos: Waas Idioticon. 1900)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (ernstig, diepdenkend; ook: niet opgeruimd): Toon trok de mond in een pruimse plooi; hij keek erg pruims; gew.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: