Wat is de betekenis van Pruif?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pruif

v., (Barg.) lading, last: hij heb de pruif, hij is dronken.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

pruif

(1914) (Barg.) last; lading; dronkaard. 'De pruif hebben': dronken zijn. • Beest!... doerak!... pruif!... boef van de Tuinstraat!... gierden de meiden weer. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914) • Zij konden elkaars zoete bloed zuipen als zij de pruif hadden en in driftrazernij losbarstte...

2025-07-28
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Pruif

de - hebben Bargoens voor ‘dronken zijn’. Bij Koster Henke heeft pruifde bet. ‘lading, last5. De uitdr. wordt ook vermeld door Stoett.

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Pruif

(Barg.) last, lading; de pruif hebben: de hoogte hebben, dronken zijn.

2025-07-28
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

pruif

lading; last. Hij heb de pruif, hij is dronken.

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

pruif

pruif - v., (argot), last, lading;,,de pruif hebben”: de hoogte hebben; dronken zijn.