propretor
('pro:) m. (-en) (spr. 'to:rən) in het Romeinse Rijk, ambtenaar, doorgaans oud-pretor, met de regering van een provincie belast.
Jozef Verschueren (1930)
('pro:) m. (-en) (spr. 'to:rən) in het Romeinse Rijk, ambtenaar, doorgaans oud-pretor, met de regering van een provincie belast.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Lat.], m. (-s), (Romeinse oudheid) pretor die na afloop van zijn ambtsvervulling een provincie bestuurde, als stadhouder.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)
romeinsch magistraat, die als pretor fungeerde; nu eens was dat een pretor, die in zijn ambt gelaten werd, dan weder was het iemand, die nog nooit het prelorschap bekleed had; dit laatste was meestal het geval onder het keizerryk. Even als de pretor, had ook de P. zes lictoren.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: