Wat is de betekenis van proef?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Proef

(<OFr.), v. (...ven), PROEVE, v. (-n), 1. (ouderw., gew.) bewijs: elke dag brengt een nieuwe proeve aan dat hij de waarheid gesproken heeft; 2. blijk: ik heb een proef van haar trouw; een schitterende proeve van moed en volharding; 3. onderzoek naar de deugdelijkheid: van iets een proef nemen; iemands trouw op de proef stellen; u stelt m...

2025-07-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

proef

proef - zelfstandig naamwoord 1. onderzoek naar kwaliteit: is iemand of iets goed genoeg? ♢ voordat het product de deur uitgaat wordt een proef genomen 1. een proef doorstaan [goed genoeg blijken te zijn]...

2025-07-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

proef

(de proeven) in België ook: examen, proefwerk, nummer, onderdeel van een wedstrijd.

2025-07-23
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

proef

vóórafdruk van zetsel en/of illustraties die tot doel heeft deze te controleren en waar nodig te corrigeren. - drukproef [1].

2025-07-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

proef

In de sportt.: nummer (van een atletiekwedstrijd).

2025-07-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

proef

geproef, toets, ondersoek.

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Proef

s., proef, pro(e)ve; op —, op probearjen.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

proef

v. (proeven; -je) A. [proeven I 2] datgene waardoor men iets aantoont, blijk : een van dichterlijk vernuft; een van moed, trouw, volharding. B. [proeven II 1 a] I. Eig. 1. Algm. onderzoek naar de waarde, keuring : van iets een nemen; proeven nemen, doen met een nieuwe soort van vliegmachine; iets op zenden; vuur-, waterproef; een doorstaan; besta...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Proef

van ’t Ofr. prove (thans preuve) van prover, Lat. : probare = goedkeuren, onderzoeken of iets goeds is ; van probus = goed.