Prodiguer
I. doorbrengen, verkwisten; kwistig zijn met; prodiguer qc. à qn., iem. ruim met iets bedelen; prodiguer sa santé, zijn gezondheid niet sparen; prodiguer sa vie, zijn leven in de waagschaal stellen; II. se prodiguer, verkwist worden; zich niet ontzien; ook: zich overal vertonen, dikwijls op bezoek komen, veel uitgaan; zonder onderbrek...