Prōcumbo
cŭbŭi, cŭbĭtum (3); 1. in ’t alg., voorover gaan liggen, zich voorover buigen, - neerbuigen, certamine summo (van roeiers), Verg. | overdr., (van palen) vooroverhellen, secundum naturam fluminis, Caes.; (van een vlakte) hellen, glooien, sub radicibus montium, Curt. 2. praegn., (voorover) neervallen, op de grond vallen, zi...