Prieel
(<OFr.), o. (...ëlen), tuinhuisje, zomerhuisje van latwerk en groen.
Muiswerk Educatief (2017)
prieel - zelfstandig naamwoord uitspraak: pri-eel 1. klein, halfopen tuinhuis ♢ in een prieeltje zit je droog als het regent Zelfstandig naamwoord: pri-eel het prieel de priëlen ...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[v. OFr. praiel of preiel, van Lat. pratellum, van pratum = beemd, weide] tuinhuisje met lover begroeid.
Hans Heestermans (1977)
prieel - vagina; eig. ‘lusthof, tuin’ (vgl. die woorden). Als lief bi lief is int prieel ghesloten ..., vol vruech156 den, Ref. v. Doesborch (ed. KRUYSKAMP) 73 [ed. 1528].Lans, kittel nu mijn ingeslapen bruid, trek je eerst t’rug, strek je dan halfweg uit tot in 't prieel van haar nog rustend lijf, VAN ALTENA H 3 [ 1967].
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Een tegen zon, wind en regen en ook tegen nieuwsgierige blikken eenigszins beveiligde rustplaats in den tuin, waarin de noodige tuinmeubelen. De eenvoudigste vorm is wel een overhuiving door de beplanting zelf. Beter is een p., gemaakt van latwerk, dat men laat begroeien. Grootere p. zijn vaak gedeeltelijk of geheel van planken en/of van steen gema...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: