Pratikeren
(pratikeerde, heeft gepratikeerd), (<Fr.), (Zuidn.) 1. de praktijk uitoefenen, praktizeren; 2. zijn godsdienstige plichten vervullen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(pratikeerde, heeft gepratikeerd), (<Fr.), (Zuidn.) 1. de praktijk uitoefenen, praktizeren; 2. zijn godsdienstige plichten vervullen.
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
praktiseren In de Volksunie, bijvoorbeeld, leven vrijzinnigen en pratikerende katholieken onder één dak. (Luc Huyse, De politiek voorbij) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 1 Vlaamsheid: 2
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Walter De Clerck (1981)
1. De praktijk uitoefenen, inz. van geneesheren, advocaten enz.: praktizeren. 2. Zijn kerkelijke plichten vervullen, praktizeren. Ze generen zich wel veel minder dan de Vlamingen plegen te doen en zijn over ’t algemeen niet pratikerend katholiek, BROUNS 1951, 116.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: