Wat is de betekenis van pratikeren?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pratikeren

(pratikeerde, heeft gepratikeerd), (<Fr.), (Zuidn.) 1. de praktijk uitoefenen, praktizeren; 2. zijn godsdienstige plichten vervullen.

2025-07-25
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

pratikeren

praktiseren In de Volksunie, bijvoorbeeld, leven vrijzinnigen en pratikerende katholieken onder één dak. (Luc Huyse, De politiek voorbij) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 1 Vlaamsheid: 2

2025-07-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

pratikeren

(pratikeerde, gepratikeerd) de praktijk uitoefenen van, praktiseren.

2025-07-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

pratikeren

1. De praktijk uitoefenen, inz. van geneesheren, advocaten enz.: praktizeren. 2. Zijn kerkelijke plichten vervullen, praktizeren. Ze generen zich wel veel minder dan de Vlamingen plegen te doen en zijn over ’t algemeen niet pratikerend katholiek, BROUNS 1951, 116.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pratikeren

= praktizeren.

Gerelateerde zoekopdrachten