Wat is de betekenis van Pooieren?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pooieren

I. (pooierde, heeft gepooierd), drinken, zuipen, pimpelen. II. bijvorm van Peuren (2.). III. pooien (II).

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

pooieren

(19e eeuw) (inf.) als pooier de kost verdienen. Oorspr. (pooien) in de zin van 'drinken, zuipen'. • pooieren, ww. Pooien, drinken. // Die vent ken pooieren. Geloof maar dat-i ongemakkelijk pooiert. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971. Aanvullingen) • Hij was de eerste die in de tot dan toe gemoedelijke rosse bu...

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pooieren

Pooieren - (pooierde, heeft gepooierd), telkens te veel sterken drank drinken, zuipen; — peuren: paling vangen met een pooier.

Gerelateerde zoekopdrachten