Ponk
m. (-en), (Zuidn.) 1. holte, bergplaats waarin men iets verstopt; 2. opgespaard geld; 3. pak waarin men een zuigeling wikkelt.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en), (Zuidn.) 1. holte, bergplaats waarin men iets verstopt; 2. opgespaard geld; 3. pak waarin men een zuigeling wikkelt.
Marc De Coster (2020-2025)
(18e eeuw) (ook: ponke) (Barg.) geldbeurs; spaargeld; schat; erfdeel. Reeds bij Tuinman (1726): 'De geldsak is hem ontfutselt, 'zyn ponk is gekaapt'. • Ponk. Met een goede ponk zitten: een gevulde spaarpot hebben. (Oostvlaamsche Zanten. Mededelingen van de bond der Oostvlaamse folkloristen, september-december 1950) • Ponk. m. In het gehe...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
m. (-en) [msch. < Lat. pungere, in iets dringen] I. Eig. plaats waar men iets in bewaart nl. 1. bergplaats. 2. Inz. a. ponk voor opgespaard geld. b. pak waar men een zuigeling in wikkelt. II. Metn. [van I 2 a] opgespaard geld.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: