Pluizerig
bn. (-er, -st), 1. pluisachtig, vol pluisjes: waar ben je geweest ? je goed is zo pluizerig; 2. veel pluizen afgevend: juten kleden bevallen mij niet: zij zijn te pluizerig.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. pluisachtig, vol pluisjes: waar ben je geweest ? je goed is zo pluizerig; 2. veel pluizen afgevend: juten kleden bevallen mij niet: zij zijn te pluizerig.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, -st), 1. vol pluisjes: waar ben je geweest? je kleren zijn zo —; 2. veel pluizen afgevend: juten kleden bevallen mij niet: zij zijn te —.
J.H. van Dale (1898)
Pluizerig bn. (-er, -st), pluisachtig, vol pluisjes : waar ben je geweest: je goed is zoo pluizerig; — veel pluizen afgevend : juten kleeden bevallen mij niet: zij zijn te pluizerig.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: