Wat is de betekenis van Pluizen (2)?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pluizen (2)

Pluizen (2) - Pluizen (pluisde, heeft gepluisd), pluizen afgeven: juten gordijnen pluizen erg; — het bed pluist nogal, fijne veertjes dringen door het tijk heen; — (gew.) peuteren : die jongen pluist den heelen dag in zijn neus.

Gerelateerde zoekopdrachten