Wat is de betekenis van plug?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Plug

v. (-gen), 1. prop met een dwars er doorlopend gat, die in een kraan geplaatst, daarin rondgedraaid kan worden; 2. (scheepsb.) vierkante houten pin die geslagen werd in het uiteinde der houten nagels die in de buitenhuid van houten schepen werden gedreven; 3. rondgeschaafde houten pen die bij steigerwerk wordt gebruikt om de touwen te spannen die...

2025-07-24
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

plug

(zelfstandig naamwoord) steker

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

plug

1) (18e eeuw, vero.) lummel; deugniet; schooier; boef. • 't Eerste middel zoude zyn, dat in al onze steden, gelyk het in zommige reeds wyzelyk is gereguleert, de dragers en kruiers door de regering zelf wierden aangesteld, met uitsluiting van alle pluggen, en bylopers. (Justus van Effen: De Hollandsche Spectator, 06/06//1732) • Ze kwamen...

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

plug

plug - zelfstandig naamwoord 1. stop die je zo kunt draaien dat er vloeistof uit een vat vloeit ♢ de plug in het gat zorgt ervoor dat er geen vloeistof uit kan 2. plastic buisje waarmee je een boorgat opvult voordat je er een schroef in draai...

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Plug

pijpje waarin een schroef in de muur bevestigd kan worden; schroefbout; soort stekker

2025-07-24
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

plug

plug - Pinnen van hout of metaal die worden gebruikt om de verbinding van twee stukken hout te verstevigen; is tevens de benaming voor dunne ronde staafjes hout.

2025-07-24
ABC van de Hengelsport

Van Onck (1972)

Plug

Plug - (zie Kunstaas).

2025-07-24
Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950

Pieter Scheen (1969)

Plug

Plug - zie M. A. (‘Marian’) Beschoor Plug.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Plug

s., pluch; -gen inslaan, plugje.