Plof
I. tw., klanknabootsing, 1. om het doffe geluid uit te drukken, dat een zwaar, vallend lichaam maakt: plof! daar lag hij op de grond; 2. om het geluid weer te geven van een plotseling ontbrandend of ontsnappend gas: plof! daar brandde het gaspitje; II. zn. m. (-fen), 1. geluid van een vallend of stotend lichaam; 2. val, smak : ...