Wat is de betekenis van ploeteren?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ploeteren

(ploeterde, heeft geploeterd), 1. (onoverg;.) in het water plassen, morsen : de eendjes ploeterden in 't water; 2. (overg.) met veel water overgieten, afwassen : ik zou de kinderen goed ploeteren en wassen (Couperus); 3. (onoverg.) in modder, slijk en vuil waden, baggeren, plassen; 4. zwoegen, tobben, hard werken: voor een...

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ploeteren

ploeteren - regelmatig werkwoord uitspraak: ploe-te-ren 1. keihard werken ♢ opa heeft zijn hele leven hard geploeterd Regelmatig werkwoord: ploe-te-ren ik ploeter jij/u ploetert ...

2025-07-25
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

ploeteren

ploeteren: afzien, niet vooruitkomen.

2025-07-25
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

ploeteren

(onov ww; ploeterde; h. geploe terd) - hard werken, labeuren, afzien • Het monotone, gelijkmatige steeds maar doorduwen en doorduwen zonder behoorlijke vergelijking, dit ‘rijden in het ijle’, dit steeds alleen maar voort ploeteren, eist een bijzondere gesteldheid, psychisch en fysiek... de gesteldheid der recordbrekers over de lange afstand, die hu...

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ploeteren

v., wrotte, bodzje, wjirmje, wrotte en wrame.

2025-07-25
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

ploeteren

werken.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ploeteren

ploeterde, h. geploeterd (in het water plassen, b.v. van eenden; ook: in modder, slijk of vuil waden; fig. zwoegen, hard werken [vaak zonder resultaat ]; tobben): ploeteren aan een woordenboek.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ploeteren

(ploeterde, heeft geploeterd) [klnb.] 1. in het water plassen: -de eenden. 2. hard werken: voor een eksamen -. 3. een kommervol leven lijden: -de stakers.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ploeteren

(ploeterde, heeft geploeterd), 1. in het water plassen, morsen: de eendjes ploeterden in het water; 2. zwoegen, tobben, hard werken: voor een examen —.