Wat is de betekenis van Ploeg (4)?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ploeg (4)

Ploeg (4) - Ploeg v. (-en), groep, afdeeling : eene ploeg werklieden, afdeeling werklieden onder hetzelfde opzicht en tot denzelfden arbeid gebezigd; — de arbeiders zijn verdeeld in eene dag- en eene nachtploeg; iederen dag werd er eene ploeg van 16 jongelui geëxamineerd; — de Gouden Ploeg, bond van rijke aannemers van waterbouwku...