Platt, platt
1. platt: plat, vlak; trivaal; leeg (fietsband); ich war platt, ik stond paf; ik was blut. 2. Platt: dialect.
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
1. platt: plat, vlak; trivaal; leeg (fietsband); ich war platt, ik stond paf; ik was blut. 2. Platt: dialect.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: