plat (vlak)
bn. enbw. (-ter, -st), 1. nagenoeg alleen lengte en breedte bezittend, tweedimensionaal: een plat vlak; meetkunde van het platte vlak, planimetrie; platte figuren; de platte hand; platte beitel, met vlakke snede; 2. vlak, ondiep; ook: vlak en niet hoog: platte en hoge dozen; een platte hoed; (bouwkunde) platte boog, die geen spanning heeft, die wa...