Pimpel
I. m. (-s), 1. pimpelmees; 2. (fig.) zwak persoon. II. m., het pimpelen: aan de pimpel zijn, goed drinken; aan de drank verslaafd zijn.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. m. (-s), 1. pimpelmees; 2. (fig.) zwak persoon. II. m., het pimpelen: aan de pimpel zijn, goed drinken; aan de drank verslaafd zijn.
Marc De Coster (2020-2025)
(18e eeuw) klein glas voor sterke drank. Vandaar als vochtmaat voor sterke drank: zeer kleine hoeveelheid. Het WNT citeert o.a. G.E. Rumphius (D’Amboinsche Rariteitkamer. Behelzende eene Beschryvinge van allerhande ... Schaalvisschen ..., als mede allerhande Hoorntjes en Schulpen ... Daar beneven zommige Mineraalen, Gesteenten enz. 1705): &ld...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
I. 1 m.: aan de pimpel zijn, drank; 2 Z.-N. bw.: hij is pimpel, simpel. II. v. pimpels (pimpelmees).
Jozef Verschueren (1930)
('pimpəl) m. (-s; -tje) I. Eig. soort van kleine, blauwe mees (Parus caeruleus) ; de is een rupseneter. Ook : blauwmees.II. Metf. iets kleins, iets teers nl. 1. zwak. teer mens : een onnozel -tje! 2. glaasje drank : aan de zijn, pimpelen.
J.H. van Dale (1898)
Pimpel m. (-s), pimpelmees; — (fig.) zwak mannetje; — het veel jenever drinken: aan den pimpel zijn.
I.M. Calisch (1864)
Pimpel, m. (-s), soort mees (zek. vogel); (fig.) onnoozele bloed, botterik. *-AAR, m. (-s), -STER, v. (-s), drinkebroêr, zuipster. *-EN, ow. gel. (ik pimpelde, heb gepimpeld), drinken, de kan vaak aanspreken. *-MEES, v. (...zen), soort vogel; het is een -, het is een drinkebroêr. *-PAARSCH, bn. donkerpaarsch; hij is - van de koû...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: