Wat is de betekenis van Pik (4)?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pik (4)

Pik (4) - Pik m. wrok, haat: een pik op iem. hebben, hem niet mogen lijden en dat door allerlei hatelijkheden laten merken.