Wat is de betekenis van pijpestrootje?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pijpestrootje

o. (-s), 1. strootje waarmee men een pijp kan doorsteken of een pijpekop reinigen; 2. grassoort (Molinia coerulea).

2025-07-25
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

PIJPESTROOTJE

(Moh'nia caerülea). Dicht zodevormend gras, met alleen onder aan de stengel enkele knopen en een grote samengetrokken pluim. In Zeeland komt deze soort alleen plaatselijk voor in vochtige kalkarme gedeelten van de duinen (plaatselijk op Schouwen en Walcheren) en in het zandgebied van Zeeuws-Vlaanderen.

2025-07-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Pijpestrootje

Vormenrijk pluimgras van arme gronden (z. Molinia).

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pijpestrootje

s.n.; (grassoort), bjint.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pijpestrootje

('pijpə) o. <-s) 1. strootje om een verstopte pijp door te steken. 2. pijpestrootjes Metn. gras waarvan de lange, stijve halmen als pijpdoorstekers gebruikt worden (Molinia coerulea).

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pijpestrootje

o. (-s), (ook: eenknoop), Molinia caerulea, een plantesoort uit de familie Gramineae, die vooral in vochtige zandstreken, maar ook in bossen algemeen voorkomt.