Pijpestrootje
o. (-s), 1. strootje waarmee men een pijp kan doorsteken of een pijpekop reinigen; 2. grassoort (Molinia coerulea).
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), 1. strootje waarmee men een pijp kan doorsteken of een pijpekop reinigen; 2. grassoort (Molinia coerulea).
Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)
(Moh'nia caerülea). Dicht zodevormend gras, met alleen onder aan de stengel enkele knopen en een grote samengetrokken pluim. In Zeeland komt deze soort alleen plaatselijk voor in vochtige kalkarme gedeelten van de duinen (plaatselijk op Schouwen en Walcheren) en in het zandgebied van Zeeuws-Vlaanderen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('pijpə) o. <-s) 1. strootje om een verstopte pijp door te steken. 2. pijpestrootjes Metn. gras waarvan de lange, stijve halmen als pijpdoorstekers gebruikt worden (Molinia coerulea).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), (ook: eenknoop), Molinia caerulea, een plantesoort uit de familie Gramineae, die vooral in vochtige zandstreken, maar ook in bossen algemeen voorkomt.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: