Wat is de betekenis van Pietschopper?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

pietschopper

(1903) (inf.) snoever, pocher, opsnijder. Variant van het gewestelijke ‘pietmaker’ (vermeld door Van Dale)? • Je maakt wat 'n matschudding voor die pietschopper. (Jules de Vries: Uit den Amsterdamschen Jodenhoek. Ghetto-Schetsen. Ongedateerd) • 'n Tof pietschoppertje, een kedin klein schorempie. (M.J. Brusse: Boefje. 1903)...

2025-07-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Pietschopper

snoever, pocher, opsnijder. Variant van het gewestelijke(vermeld door Van Dale)? ’n Tof pietschoppertje, een kedin klein schorempie. (M.J. Brusse, Boefje, 1903) Je maakt wat ’n matschudding voor die pietschopper. (Jules de Vries, Uit den Amsterdamschen Jodenhoek. Ghetto-Schetsen, ongedateerd)

Gerelateerde zoekopdrachten