Peueraar
m. (-s), peurder, iem. die met de peur vist: de Leidse peueraar.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (spot.) Leidenaar. Een typering van Nicolaas Beets (1814-1903), ook wel bekend onder het pseudoniem Hildebrand (‘De Leidsche Peuëraar’). Eigenlijk: iemand die met peur vist. Een peur is een verzwaarde lijn waaraan een tros wormen geknoopt is. • Peujeraars, spotnaam voor de inwoners van Leiden, naar het veel door he...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('peuəra:r) m. (—s) 1. Algm.peurder. 2. Inz. [schets van Beets De Leidensche peueraar] bijnaam van de Leidenaar.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: