Persĕquor
secūtus (sequūtus) sum (3); I. a. eig., voortdurend volgen, achtervolgen, nagaan, alqm ipsius vestigiis, Cic., vestigia alcs, Cic. | in ’t bijz., (vijandelijk) achtervolgen, nazetten, (op wild) jacht maken; (een plaats) doorvorsen, -zoeken. b. overdr., viam quam decrevi, Ter., omnes vias, alle wegen inslaan, Cic. |...