Perfĭcĭo
fēci, fectum (3); 1. in ’t alg., klaar maken, tot stand brengen, voltooien, vervaardigen, b.v. pontem, Caes.; overdr., (een tijd) voleinden, doorleven, annos, Ov., ook = over (een tijd) heen zijn, oud zijn, centum annos, Hor. 2. (handelingen en toestanden) tot stand brengen, ten uitvoer brengen, scelus, Cic., co...