Perdo
dĭdi, dĭtum (3); 1. (in het pass. in klassiek Latijn altijd pereo, perditus, perire) te gronde richten, in het verderf storten, ongelukkig maken, alqm, Cic., funditus civitatem, Cic.; poët., serpentem, doden, Ov. | in ‘t bijz., verkwisten, verspillen, fortunas, Ter., operam of oleum et operam,...