Pelsrob
m. (-ben), pels leverende rob (Arctocephalus ursinus).
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
kleine oorrob. kleine oorrob die een dikke pels met een fijne, dichte ondervacht heeft en die meestal op het zuidelijk halfrond voorkomt. Ook van toepassing op de onderfamilie of soort in het algemeen en dan vaak in het meervoud gebruikt. Voorbeelden: De pelsrob, ook wel zeebeer genaamd, is vorige eeuw zo goed als uitgeroeid d...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Lize Stilma (1961)
De pelsrob of zeebeer, heeft onder zijn dekharen prachtige wolharen zitten, waarvan onze dames „sealskin” bontjassen laten maken. De ene familie pelsrob woont in de Beringzee en de andere aan de Zuidkust van Australië; familiebezoeken behoren dus wel tot de moeilijke gevallen. In mei komt men aan land; de mannetjes voorop want zij moeten een goed p...
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
noemt men zoogdieren van de fam. der oorrobben, die waardevol bont leveren. De bekendste is de beerrob.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: