Pegelen
(pegelde, heeft gepegeld), 1. merken, ijken; 2. (Zuidn.) peilen: de dichter droomt en pegelt door de nevelen der tijden (Rodenbach); 3. (gew.) het gehalte van belastbare, alcoholhoudende vochten onderzoeken peilen, roeien: bier pegelen; 4. (Zuidn.) een maat voor iets vaststellen: het eten pegelen, spaarzaam bedelen; iem. pegelen, op rantsoen stel...