Pauw
(<Lat.), m. (-en), 1. uit het Oosten afkomstige siervogel, behorend tot de fazanthoenders, met prachtig gekleurde staartveren (Pavo cristatus): de pauw is zich van zijn schoonheid bewust wanneer hij zijn staart pronkend opzet, en geldt daarom als een zinnebeeld van hoogmoed; —een Pruisisch officier, stijf als een lat, fier als een pauw; 2...