Wat is de betekenis van pauseren?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pauseren

(pauseerde, heeft gepauseerd), (<Fr.), rust, pauze houden, verpozen.

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pauseren

v., skofthâlde, skoftsje; eventijdens het werk, pypskoftsje.

2025-07-23
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

pauseren

ophouden, rusten; een poos zwijgen.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pauseren

gepauseerd (rusten, een kortere of langere tijd ophouden, stilhouden met iets om het later weer te beginnen): even pauseren; (s = z).

Gerelateerde zoekopdrachten