Wat is de betekenis van Partijschap?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Partijschap

v. (-pen), 1. verdeeldheid, tweedracht : de partijschappen in de Kerk sluimerden ; 2. partij, factie van gelijkgezinden: een van de beide partijschappen die het land verscheurden ; 3. partijdigheid, vooringenomenheid: door partijschap gedreven.

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Partijschap

s.n., partijskip (it).

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

partijschap

v. partijschappen (tweedracht; onrust, woeling; partij, factie van gelijkgezinden): partijschappen tijdens het 12-jarig Bestand.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

partijschap

v. (-pen) 1, Eig. partij inz. in de staatkunde. 2. Metn. [gevolg van het bestaan van verschillende partijen] verdeeldheid. onenigheid, tweedracht, ruzie.

2025-07-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)