Wat is de betekenis van paneelzager?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Paneelzager

m. (-s), inbreker, dief, inz. iem. die zich toegang weet te verschaffen door een paneel uit te zagen.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

paneelzager

1) (19e eeuw) (Amsterdam, spot.) aanhanger van de Doleantie of dolende gemeente (1886), die niet erg broederlijk met de Hervormden samenging. Zo'n aanhanger zou een deurpaneel in de Nieuwe Kerk hebben uitgezaagd om zich toegang te verschaffen. • En al moge zijn uiterlijk geen vertrouwen, vriendschap of sympathie opwekken, al tracht men hem doo...

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

paneelzager

m. paneelzagers (inbreker, die een paneel doorzaagt, en zo inbreekt; ook, spotn. dolerende, omdat bij een conflict de Dolerenden panelen uit de kerkdeur zaagden, om zich toegang te verschaffen).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

paneelzager

m. (-s) inbreker die de dunne randen van een paneel doorzaagt.

Gerelateerde zoekopdrachten