Palts
(<Hd.), v., 1. paleis, inz. als benaming voor de burchten waar de oude Duitse keizers zich bij afwisseling ophielden voor de rechtspleging: de Palts in de Rijn bij Kaub diende voor het heffen van tol. 2. naam van een voormalig Duits vorstendom, verdeeld in Opper- en Benedenpalts.