Wat is de betekenis van Paltrok?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Paltrok

(<Ofr. paltoc), m. (-ken), 1. kort bovenkleed van mannen, met slippen die onder de gordel wijd uitstaan, inz. in de 14de en 15de eeuw. 2. soort van houtzaagmolen, onderkruier.

2025-07-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Paltrok

houtzaagmolen; overkleed

2025-07-29
Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Paltrok

Molentype. alleen toegepast voor de houtzagerij. De paltrokken, waarvan er meer dan 200 in de Zaanstreek zijn geweest, kenmerken zich door een aan drie zijden open werkvloer (zaaggrond). een geteerd (dus donker) uiterlijk en het feit dat bij het kruien de gehele molenmassa over een rolring wordt rondgedraaid; de paltrok is hierdoor een onderkruier....

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

paltrok

m. paltrokken (bovenkleed van mannen, in verschillende tijden van verschillende vorm, in de 16de eeuw een soort van ruime mantel, soms pelgrimsrok; bij verg. een soort van houtzaagmolen).

2025-07-29
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Paltrok

1) wijde rok, pelgrimskleed ; 2) soort houtzaagmolen m. bijzondere kap.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

paltrok

('palt) m. (-ken) 1. Eig. Eert. bovenkleed van mannen, met slippen die onder de gordel wijd uitslaan. 2. Metf. enigszins op een paltrok (1) gelijkende houtzaagmolen die van onderen verkruid wordt.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

paltrok

[Fries paltoc], m. (-ken), (14e en 15e eeuw) kort bovenkleed van mannen, met slippen die onder de gordel wijd uitstaan.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Paltrok

Paltrok - m. (-ken), pelgrimsrok, -tabbaard; (ook) eene soort van zaagmolen, onderkruier.