Pafferig
bn. bw. (-er, -st), 1. paf, opgeblazen: ik ben pafferig van het vele eten; — er pafferig uitzien, ongezond dik; hij is pafferig dik. 2. (van zaken) pafmakende: dat is pafferig eten, het maakt iem. opgeblazen.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. paf, opgeblazen: ik ben pafferig van het vele eten; — er pafferig uitzien, ongezond dik; hij is pafferig dik. 2. (van zaken) pafmakende: dat is pafferig eten, het maakt iem. opgeblazen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
bn. (opgeblazen; loom; paf makend): pafferig van 't eten zijn, een pafferig gezicht; pafferig eten; pafferigheid v.
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. (-er, -st) 1. paf, opgeblazen: van het eten. 2. paf, opgeblazen makend : eten.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), opgeblazen: ik ben pafferig van het vele eten; er pafferig uitzien, ongezond dik: hij is pafferig dik; 2. paf makend: pafferig van het eten.
J.H. van Dale (1898)
Pafferig - bn. bw. (-er, -st), paf, opgeblazen : ik ben pafferig van het vele eten; — er pafferig uitzien, ongezond dik; hij is pafferig dik. PAFFERIGHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: