padoog
(19e eeuw) (inf.) oog met een klein zweertje. • Padoog: oog, waarop zich een klein zweertje bevindt. „Daor het ’n pad op geschete”, heet het bij de kinderen. Elders: Windje. (Onze volkstaal; tijdschrift gewijd aan de studie der Nederlandsche tongvallen. 1885)