Wat is de betekenis van pack?

2025-07-29
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

pack

(zelfstandig naamwoord) bundel, pakket, stapel

2025-07-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

pack

I. pak, last; mars [v. marskramer]; bepakking, ransel; meute, troep (jachthonden); bende; pakijs; spel [kaarten]; baal [240 Eng. ponden]; a pack of lies, een hoop leugens; II. (in-, ver)pakken; bepakken, beladen; samenpakken; volproppen, volstoppen (met with); omwikkelen; partijdig samenstellen [jury]; pack aw'ay (off), wegsturen; wegbergen; p...

2025-07-29
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

pack

inpakking, vochtig verband; cold pack, koude inpakking; hot pack, warmwaterverband ; wet pack, vochtige inpakking, vochtig verband.