Paastijd
m., tijd van het Paasfeest; — (R.-K.) tijd binnen welke men zich van de Paasplicht kan kwijten.
Van Dale Uitgevers (1950)
m., tijd van het Paasfeest; — (R.-K.) tijd binnen welke men zich van de Paasplicht kan kwijten.
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
is de voortgezette viering van het hoogfeest der Verlossing. Liturgisch verstaat men er onder de periode tussen Pasen en Drievuldigheid. Daarnaast wordt in juridische zin Paastijd genoemd de periode waarin men krachtens de kerkelijke wet zijn Paascommunie moet houden (C.I.C. can. 859. par. 2.; zie Paasplicht). Deze periode begint met Palmzondag; he...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('pa:s) m. tijd omtrent Pasen nl. 1. tijd van Palmzondag tot Beloken Pasen. 2. tijd van Paaszaterdag tot de zaterdag na Pinksteren.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: