Wat is de betekenis van Overvlieger?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overvlieger

m. (-s), 1. hoogvlieger, iem. die boven anderen uitmunt: hij is geen overvlieger, geen bolleboos; 2. trekvogel; — vliegtuig dat overtrekt op zijn tocht naar elders.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

overvlieger

(16e eeuw, vero.) (euf.) echtbreker; wellusteling; vrouwenverleider. Het WNT citeert o.a. E. De Dene (Testament rhetoricael. 1561): "Dusdaneghe overvlieghers ende pupstekers." • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) • Wat de scheldwoorden betreft, is het duidelijk dat er een groot aantal bestaan die vrouwen noemen (nijper drukt...

2025-07-25
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

overvlieger

overvlieger - vrouwenverleider; eig. ‘trekvogel’ (vgl. pluvier). Als dese Princessen by haer mans quamen, Sprack d’een, ghy overvlieghers ghy zoudt (= moest, H.) u schamen, men mach u blamen, Dryderley Ref. 69 [1561].

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

overvlieger

('o:vər) m (-s) 1. Fig. persoon die boven anderen uitmunt, hoogvlieger, grote geest: hij is geen -. 2. Metn. zware schrijfpen om vlug over het papier te vliegen.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

overvlieger

m. (-s), 1. trekvogel; overkomend vliegtuig; 2. hoogvlieger, iemand die boven anderen uitmunt: hij is geen overvlieger, geen bolleboos.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Overvlieger

Overvlieger - m. (-s), zwaarste schrijfpen; (fig.) hoogvlieger, iem. die boven anderen in iets uitmunt; groote geest, genie; (fig.) hij is geen overvlieger, hij munt niet bijzonder uit. OVERVLIEGSTER, v. (-s), iem. die ieder oogenblik naar een ander overvliegt en haast nooit thuis is; (fig.) het is geen overvliegster, haar verstand is tamelijk bepe...