Overvliegen
I. (vloog over, heeft overgevlogen), 1. over (iets) heen of naar de andere zijde van iets vliegen : Lindbergh vloog het eerst de oceaan over; — (oneig.) met grote snelheid gaan (rijden) over; 2. naar elders vliegen: wij zien ieder jaar de wilde ganzen overvliegen; (fig.) tot iem. overvliegen, in grote haast bij iem. kome...