overrulen
(werkwoord) [alg.] terugdraaien, afwijzen - De belofte van papa dat ik een brandweerauto zou krijgen als ik stil bleef zitten, werd door mama teruggedraaid. [jur.] nietig verklaren, teniet doen, terugdraaien, overschíkken, gelden boven - De rechter verklaarde haar veroordeling door de lagere rechtbank nietig en sprak haar vrij.