Overrok
m. (-ken), 1. rok (vrouwenkledingstuk), die over een andere wordt gedragen; 2. (veroud.) overjas.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-ken), 1. rok (vrouwenkledingstuk), die over een andere wordt gedragen; 2. (veroud.) overjas.
Getty Research Institute (1990)
overrok - Rokken die over andere rokken worden gedragen; wanneer de overrok onderdeel is van een japon vaak naar opzij gedrapeerd, zodat de onderrok zichtbaar is.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
m. -rokken (jas of mantel over gewone kleren, ietwat vero.; van vrouwen: bovenrok): hij droeg een groene overrok.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-ken), 1. rok (van vrouwen), die over een andere wordt gedragen; 2. (vero.) overjas.
J.H. van Dale (1898)
Overrok m. (-ken), rok (vrouwenkleedingstuk), die over een anderen wordt gedragen; groote overjas.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: