Wat is de betekenis van Overroepen?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overroepen

I. (riep over, heeft overgeroepen), 1. roepen dat men het aan de overzijde horen kan; 2. toeroepen te komen, tot zich roepen; II. (overriep, heeft overroepen), 1. harder roepen dan een ander; 2. zich overroepen. zich door te hard roepen zeer doen.

2025-07-23
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

overroepen

overgewaardeerd Dag,' zei hij. 'Hoi,' zei ik. Verder zweeg hij voorlopig, staarde voor zich uit en bewoog z'n kop lichtelijk debiel op het ritme van de drummer in een nummer van die overroepen snertgroep The Temple of the Dog. (Herman Brusselmans, Plotseling gebeurde er niks) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal G...

2025-07-23
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

overroepen

het probleem niet overroepen / zijn talent is overroepen (overdrijven, overschatten)

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Overroepen

Overroepen (riep over, heeft overgeroepen), roepen dat men het aan de andere of overzijde hooren kan; toeroepen te komen, tot zich roepen; — (overriep, heeft overroepen), harder roepen dan een ander; zich overroepen, zich door te hard roepen zeer doen.

2025-07-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)