Overpakken
I. (pakte over, heeft overgepakt), 1. van het een in het ander pakken; 2. opnieuw', nog eens pakken; beter pakken; II. (overpakte, heeft overpakt), (Zuidn.) 1. omvatten, omgrijpen; 2. zich overpakken, zich door te veel te willen ompakken bezeren.