Overkomen
I. (kwam over, is overgekomen), 1. over iets heen komen: zonder ladder kom ik die muur niet over; 2. (scheepst.) over boord heen komen: er is een zee overgekomen die de barkas weggeslagen heeft; 3. zich langs zekere weg ergens heen bewegen, van de ene plaats naar de andere komen: de straat overkomen; 4. (fïg.) over de brug kome...