Overknabbelen
I. (overknabbelde, heeft overknabbeld), (Zuidn.) 1. over het hele voorwerp knabbelen; 2. (fig.) (gemeenz.) overwegen, nadenken over: ik zal dat nog eens overknabbelen, voor ik toestem; II. (knabbelde over, heeft overgeknabbeld), in twee stukken knabbelen.