Overdreven
bn. bw. (-er, -st), te ver gedreven, buitensporig: iem. overdreven prijzen; dat zijn overdreven eisen; — hij is overdreven beleefd; — al te groot of te veel: men moet daaraan geen overdreven gewicht hechten; — dat is overdreven, te bar, te erg; — (van pers.) te ver gaande in hun opvattingen, neigingen of...