Overdadig
bn. bw. (-er, -st), 1. de maat overschrijdend ten opzichte van levenswijze, al te weelderig, verkwistend: de weelderige, ja overdadige voet waarop de vader had geleefd; — bw.: overdadig geld uitgeven; 2. de maat overschrijdend ten opzichte van het gebruik van spijs en drank; 3. bw. v. graad, buitengewoon.